- lek
- lek1{{/term}}I 〈het〉1 [gat, scheur] leak(age) ⇒ puncture, flat 〈band〉2 [figuurlijk] leak(age)♦voorbeelden:1 een lek dichten • stop a leakeen lek krijgen • spring a leakwe hebben het lek boven (water) • we're on top of things (for the moment)2 een lek in de organisatie • a leak in the organizationII 〈de〉1 [het lekken] leakage ⇒ drip 〈vloeistof〉♦voorbeelden:1 onder de lek van het dak staan • stand under the dripping roof————————lek2{{/term}}〈bijvoeglijk naamwoord〉1 leaky ⇒ punctured, flat 〈band〉♦voorbeelden:1 een lekke band krijgen, lekrijden • get a punctureeen lekke (fiets)band • a puncturelek stoten/raken/slaan • spring a leakmijn schoenen zijn lek • my shoes are letting in waterhet is zo lek als een mandje/als een zeef • it leaks like a sieve
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.